De jonge Samuel diende de HEER, en droeg daarbij een linnen priesterhemd. Zijn moeder maakte ieder jaar een nieuw manteltje voor hem, dat ze meebracht wanneer zij en haar man hun jaarlijkse offer kwamen brengen.”
1 Samuel 2: 18 en 19
Samuel diende de Heer in het heiligdom. Zijn moeder bracht ieder jaar nieuwe kleren mee. Linnen staat voor gerechtigheid, voor “je bent gerechtvaardigd”. Hanna betekent genade. Maar Samuel groeit ook, elk jaar. Samuel groeide ieder jaar. Ieder jaar kwam er weer een stukje pols of enkel tevoorschijn. En ieder jaar bedekte “genade” de jonge Samuel met “gerechtigheid”, in de tempel van God, in Gods aanwezigheid. Is dat niet een prachtig beeld? God wil ook jou door genade met zijn gerechtigheid bekleden. Hoe geloof jij dat de Heer je ziet?