“Toen zei Hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered, mijn dochter; ga in vrede, u bent van uw kwaal genezen.’”
Marcus 5: 34
Een grote menigte volgt Jezus. Onder hen, zegt Marcus, was ook een vrouw die aan bloedverlies leed. Huh? Volgens de Joodse wet was zij onrein en moest ze in afzondering leven. Toch heeft ze zich in de menigte gemengd, onopvallend. Ze heeft Jezus horen spreken en ze heeft Hem wonderen zien doen. En als Jezus met Jaïrus meegaat omdat zijn dochter op sterven ligt, heeft ze bedacht: ik ga mee! Ik wil dichterbij Jezus zien te komen. Als ik alléén maar Zijn kleren aan kan raken! Een naamloze, uit de gemeenschap gestoten vrouw. Een naamloze. Maar zie, hoe Jezus haar noemt: mijn dochter! Dochter. Jezus was op weg naar een 12-jarige dochter, maar ziet, voelt en geneest Zijn dochter, de naamloze. Als Jezus jou Zijn dochter noemt, dan ben je gezien, genezen, gered. De uitgestoten naamloze krijgt haar eer en waardigheid terug. “Mijn dochter, ga in vrede, uw geloof heeft u gered.”