“In Rama in de streek Suf, in het bergland van Efraïm, woonde een man die Elkana heette. Hij was een zoon van Jerocham, die een zoon was van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Suf, en behoorde tot de stam Efraïm. Hij had twee vrouwen: de ene heette Hanna en de andere Peninna. Peninna had kinderen, maar Hanna niet. Elk jaar ging deze man vanuit zijn woonplaats naar Silo, om zich daar voor de HEER van de hemelse machten neer te buigen en Hem offers te brengen. Chofni en Pinechas, de twee zonen van Eli, waren daar priesters van de HEER.”
1 Samuel 1: 1-3
Elkana was een afstammeling van Korach en dus een Leviet. Hij mocht dus ook dienst doen in de tempel. Elkana is een man die godsdienstig elk jaar zijn offers brengt, maar niet erg godsdienstig gedrag vertoont. Hij heeft 2 vrouwen, waarschijnlijk omdat Hanna geen kinderen kon krijgen. Kinderen krijgen was in Israël belangrijk. Maar God zegt nergens in Zijn Woord dat je dan maar een tweede vrouw moet nemen….Wat heeft zo’n geschiedenis ons te zeggen, denk je?