“Dat volk is te sterk voor mij. Kom daarom hierheen om het voor mij te vervloeken. Misschien kan ik het dan verslaan en het uit mijn land verjagen. Immers, wie door u wordt gezegend is gezegend, en wie door u wordt vervloekt is vervloekt.’”
Numeri 22: 6
Je kent het verhaal van Bileam en Balak en de pratende ezel vast wel. Maar hier, al in het begin van dit verhaal, zie je, wat hier verkeerd gaat. “Immers, wie door u wordt gezegend is gezegend, en wie door u wordt vervloekt is vervloekt.”. Fout. Zegen en vervloeking komen niet van Bileam af, maar van God zelf. Díe les moet Balak, maar ook Bileam leren. De ezel heeft het ook beter begrepen dan Bileam zelf. En Bileam kán niet anders dan het volk van Israël zegenen , omdat God dit volk zegent; en Bileam de woorden in de mond legt. Bileam zegent het volk zelfs drie keer en het heeft iets zieligs dat Balak het tot drie keer toe probeert om via Bileam het volk te vervloeken. En de boodschap voor ons? “Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?” (Romeinen 8: 31)