“De liefde gelooft alles” (13e kenmerk van de liefde)
1 Korintiërs 13:7
Iets “geloven” heeft ook met “vertrouwen” te maken. Als je iemand ten volle vertrouwt, geloof je ook wat hij of zij zegt. Ook zonder “bewijs” neem je aan, dat het waar is, wat een ander zegt. Geloven en vertrouwen spelen ook een cruciale rol in een leven met God. Als je God gelooft, vertrouw je Hem ook. En omgekeerd: als je God vertrouwt, geloof je ook wat Hij zegt en doet. Maar geloven verandert ook je visie op de medemens. Je medemens is net als jij, een schepsel van God, kostbaar gemaakt. En natuurlijk, je vertrouwen kan beschaamd zijn, je kunt je in de liefde bedrogen voelen. Bovendien: het kwaad in de wereld en in ons eigen hart fluistert je in, dat je moet overleven in een vijandige wereld. De machten van het kwaad willen je zómaar laten geloven dat iedereen tegen je is en zie je ieder mens als een concurrent van jouw geluk. En je denkt: om gelukkig te worden moet ik naar mezelf luisteren en voor mezelf opkomen. Je slaat anderen van je af. Maar word je dan niet heel erg eenzaam? Verdwijnt daarmee de liefde niet uit je leven? Ik bid: ik weet, dat er veel kwaad is in de wereld. Maar geef me de moed om altijd mijn naasten lief te blijven houden en te blijven geloven, dat er nog heel veel goeds in de wereld is.