“Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’”
Psalm 91:1,2
De dichter begint met uit te leggen wie God voor hem is. Dat is een cruciaal uitgangspunt. Stel eerst die vraag: Wie is God voor mij? God is de Allerhoogste en de Almachtige! Dat zijn twee namen, waarin doorklinkt hoe groot en machtig God is. Namen, waarin ook doorklinkt dat God ons verstand te boven gaat. Jou zal niets overkomen? Als je vers 3-13 erbij leest, dan lijkt dat misschien zo. Maar het mooiste staat in vers 15: wie Mij aanroept geef Ik antwoord, in de nood zal Ik bij hem
zijn. Wát er ook gebeurt in je leven, als je wandelt met God, als je schuilt bij Hem, als je overnacht in Zijn schaduw, dan zal Hij in de nood bij je zijn. Durf jij daarop te vertrouwen?