“Wie mag de berg van de HEER bestijgen, wie mag staan op zijn heilige plaats? Wie reine handen heeft en een zuiver hart, zich niet inlaat met leugens en niet bedrieglijk zweert.”
Psalm 24:3,4
Wie mag de berg van God beklimmen, vraagt de dichter. Het antwoord is duidelijk:
- Wie rein is van hart
- Wie zuiver spreekt
- Wie zijn ziel niet op valsheid richt
- Wie niet bedriegelijk zweert
Dat kan toch niemand? Maar het antwoord komt in vers 6: ( het volk van) Jacob! Jacob? Dat was toch die bedrieger, die het ook niet zo nauw nam met de eisen 1 tot en met 3? Maar in het gezelschap van Jacob komen ook heel veel anderen mee. En ook ik loop mee, in dat gezelschap. Hoe dan? De verklaring hiervoor wordt genoemd vanaf vers 7. Jezus! Dankzij Hem mag ik lopen in die stoet van Jacob. Dankzij Jezus offer heb ik toegang tot de Vader. God zelf nodigt mij uit om naar Sion, naar het hart van de Vader te komen.