Numeri 6: 22-23 (de zegen; deel 1)
“De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen:”
De zegen komt van God. En hoe mooi is het, dat God de woorden van deze zegen ook als opdracht geeft aan Aäron en zijn zonen. Zegenen is het uitspreken van goede dingen. God spreekt dus goede woorden over het volk uit. Geldt dit dan ook voor ons? Mogen wij die woorden overnemen? Sinds Luther en Calvijn worden de zegenwoorden weer in de christelijke kerken uitgesproken. God gebruikt mensen om de zegen door te geven aan zijn volk, de priesters zijn het “doorgeefluik”. Zo spreken nu ook de voorgangers deze zegenbede aan het eind van iedere eredienst uit over het “kerkvolk”. De Aäronitische zegen was geen zegen voor het individu, het was een zegen voor het hele volk.